Translate

13 januari 2024

Kliekjesdag


Het was tweede kerstdag tweeduizend drieëntwintig. Ik weet het nog zo goed, de agenda die was leeg. En dat was uitzonderlijk, want in de weken daaraan voorafgaand was het leven een aaneenschakeling van verplichtingen, gedoe en andere onverwachte ontwikkelingen geweest. Druk druk druk dus. Maar op die tweede kerstdag tweeduizend drieëntwintig stond er niets, maar dan ook helemaal niets in de agenda. Niemand zou komen, niemand zou nog even bellen en we hoefden ook nergens heen. We hoefden zelfs niet te koken, want van eerste kerstdag, toen we de hele familie op bezoek hadden, was er ruim voldoende over om onze magen mee te vullen. Tweede kerstdag, kliekjes dag. Heerlijk!

Ik kreeg bijkans een hartverzakking toen 's ochtends, net even na tienen, de deurbel schalde. Ik was nog gekleed in een badjas met daaronder de beperkte kleding waarin ik de nacht had doorgebracht en ook mijn haar stond nog in de slaapstand, terwijl mijn vaste huisgenote in de badkamer net was begonnen de vorige dag en nacht van zich af te wassen.
Een hartgrondig vloek ontsnapte aan mijn lippen. Wat nu dan toch weer! Voorzichtig opende ik de deur naar de hal. Achter het matglas van de voordeur zag ik twee kleine, donkere gestalten. Wie kunnen dat nou zijn?
Boven, in de badkamer, zo hoorde ik later, probeerde mijn vaste huisgenote, geschrokken, om door het badkamerraam in een hoek over het afdakje boven onze deur heen te kijken, hopend zo een glimp op te vangen van de onverlaten die bij ons hadden durven aanbellen, maar dat lukte natuurlijk niet.  Dus staakte zij haar geschrob en luisterde ingespannen of zij op deze wijze kon vaststellen wie deze snoodaards waren. Maar ook dat lukte niet goed, zo bleek later.
Voorzichtig opende ik de voordeur deur en keek door een kier om het hoekje. Ik keek recht in het gezicht van een vrolijk ogende jongeman met een badge aan een koordje om zijn nek en hij zei, naar mij toe buigend: "Sorry dat ik stoor, maar in deze moeilijke tij...."
Ik gaf hem niet de gelegenheid om zijn zin af te maken. Voor mij was het nog veel té vroeg om een fatsoenlijk gesprek te beginnen met een vreemde, laat staan dat het moest gaan over een onderwerp dat ik niet had uitgekozen.
"Welke gek belt er nou op tweede kerstdag om 10 uur bij wildvreemde mensen aan?"
Mijn vraag was natuurlijk retorisch bedoeld, maar de jongeman antwoordde opgewekt:
"Ik! Want ik zou u graag even spreken," ging de jongeman onverstoord verder, "over de mensen die in deze zware tijden amper het hoofd boven water kunnen houden."
"Maar dat gaan wij niet doen!" zei ik, niet meteen heel bozig, maar wel ... gedecideerd.
"Voor alles is een tijd en plek," ging ik verder, "en dit is noch de tijd noch de plek om het daarover met mij te hebben, dus tot ziens!"
Ik maakte nog een soort van vriendelijk knikje en aanstalten om de deur te sluiten.
"Maar Kerst is toch júíst de tijd?" wierp de jongeman nog snel naar binnen.
Ik opende de deur weer iets verder. Op de een of andere manier zat er in mijn systeem blijkbaar iets waardoor ik het niet netjes vond om de deur nu zomaar ineens dicht te doen. Een soort ongepast fatsoen. Maar van binnen kookte ik.
"Misschien begreep u mij niet, maar ik - wil - niet - met - u - praten!"
"Maar meneer...."
"Niks meneer", zei ik zwaar geïrriteerd door zijn vasthoudendheid, "Ik geef net aan dat ik geen zin heb in een gesprek. Voor mij betekent kerst vooral rust en tijd voor jezelf. Dus donderop met je praatjes! Tot ziens!" en ik gooide de deur nu met kracht dicht. Hoe krachtig? Nou, als de jongeman, in een opwelling of aangeleerd, op het laatste moment had besloten zijn hand of voet tussen de deur te steken, had deze er op chirurgische wijze weer aangezet moeten worden.

Mopperend liep ik de kamer weer in, me realiserend dat ik de tweede gestalte, die ik door het matglas wel had opgemerkt, niet eens had gezien, toen wederom de deurbel schalde. Het zal toch niet waar zijn! Hij zal toch niet gewoon nóg een keer aangebeld hebben. De brutaliteit!
Ik draaide me om en trok woest de deur open.
Daar stond een jongedame met een boek ik haar handen. De tweede gestalte! Ik herpakte me enigszins en zei niet geheel onbeheerst: "En wie bent u dan wel?"
"Ik ben Annelies Jansen en zou graag...."
"Wat het ook is dat je graag doet," zei ik haar scherp onderbrekend, "je zal het zonder mij moeten doen. Zijn jullie niet goed bij je hoofd of zo? Precies zoals ik ook al tegen de naast je dreutelende collega daar heb gezegd, dat je wil praten, prima, maar niet met mij! Dus nogmaals en voor de laatste keer, tot ziens!" en wederom gooide ik de deur voor hun neus dicht om mijn woorden kracht bij te zetten.
Zonder ook maar enig moment te aarzelen opende ik de meterkast en zette de schakelaar van de deurbel op uit. Die zou vandaag niet meer gaan.

Ik was echter nog niet in de kamer of daar werd op de deur geklopt, zacht geklopt, hard geklopt.
Weer liep ik naar de deur, mezelf bezwerend toch vooral rustig te blijven nu, en deed open. En ja hoor, daar stond de jongedame weer, met naast haar de jongeman. Hij keek een stuk minder vrolijk. Zij begon meteen te praten. Haar stem klonk geïrriteerd en hooghartig.
"Dit kan dus niet wat u doet?"
"Nou, dat kan dus wel", sprak ik rustig, "want ik heb het net gedaan. Dus het kan."
Ze wilde meteen reageren, maar ik was sneller.
"Ik zit rustig in de kamer, jullie bellen ongevraagd bij mij aan, ik zeg dat ik geen interesse heb, maar jullie beiden drijven door en dringen zich aan mij op. Ik heb daar helemaal geen zin in, dus ik sluit nu rustig de deur en als u nog eens belt of klopt, klaag ik u aan wegens stalken en huisvredebreuk. Ik wil u niet! Tot ziens! Of nee, niet tot ziens, maar tot nooit weer ziens! Duidelijk? Fijn!"
Ze haalde adem om nog wat te zeggen, maar ik sloot de deur en ging met een sterk verhoogde hartslag, dat dan weer wel, op de bank zitten om tot rust te komen.

"Is het klaar?" hoorde ik van boven.
"Ja, dat denk ik wel," riep ik terug.
"Wat waren het het voor mensen?" werd er van boven gevraagd.
"Geen idee. Een jongeman en dito vrouw."
"Wat kwamen ze doen?"
"Geen idee."
"Waren het Jehova Getuigen?"
"Geen idee, zeg ik toch!"
Ik stond op en ging onderaan de trap staan om zo het "gesprek" beter te kunnen voeren.
"Heb je dat niet gevraagd?"
"Nee."
"Oh, ik zou het wel hebben gevraagd."
"Dan had je naar beneden moeten rennen om de deur open te doen."
"Maar jij weet dus niet wat ze kwamen doen?"
"Nee. Ja, praten, maar daar had ik dus geen zin in."
"Maar je weet niet waarover?"
"Nee! Of ze nou een geloof, een verzekering, een energiecontract, een krant of voor mijn part een goed doel komen aansmeren, ik wil die kliek niet aan mijn deur en al helemaal niet op tweede kerstdag. Over en uit!"
"Nou, ik had het anders wel willen weten."
"Nou, ik niet!" riep ik naar boven.
"Maar ik begrijp ze eigenlijk wel."
"Jij begrijpt ze wel," verzuchtte ik.
"Ja, want op tweede kerstdag zijn toch veel mensen thuis en doordeweeks bellen ze vaak voor niks aan."
"Daarom heb ik liever dat ze doordeweeks hun "belangrijke" werk doen, net als alle andere normale mensen."
"Tja, en dan komen ze rond etenstijd, da's ook niet fijn. Bovendien werkt lang niet iedereen alleen maar doordeweeks. Dat slaat dus nergens op."
"Mmm. Dat is ook weer zo. Nou eh, ik ga koffie nemen hoor," zei ik om een eind te maken aan het gesprek.
"Ja, dan ga ik door met me op te kalefateren."
"Fijn!"

Ik liep naar de keuken en zag door het keukenraam de twee jonge mensen aan de overkant van de straat lopen. Ze waren druk met elkaar in gesprek. Waar zouden ze het over hebben? En ergens had ik spijt dat ik me er zo door had laten opfokken. Het was toch allemaal veel simpeler geweest, als ik even een minuutje had geluisterd en vervolgens het stel vriendelijk had afgepoeierd. Maar nee, ik moest weer eens ontploffen. En dat op tweede kerstdag tweeduizend drieëntwintig, een dag van vrede op aarde. Kliekjesdag.

 

30 augustus 2023

Elk nadeel heb ze voordeel

Vier jaren waren voorbij gegaan. Door Corona en ook gewoon eens een keer wat anders was het er niet van gekomen. Maar in de zomer van 2023 vlogen we, zonder een spoor van schaamte, naar het fijne, Griekse eiland Zakynthos, met die vriendelijke mensen, Banana Beach en bovenal de heerlijke Griekse keuken.

Toch heeft Griekenland ook een minpunt. Ofschoon de Oude Grieken als eerste in huizen riolering hadden, hebben ze er sinds die tijd blijkbaar nooit meer wat aan veranderd. Terwijl je thuis in West-Europa van alles door de WC kunt trekken, kan de Griekse riolering zelfs nog geen slap velletje WC-papier aan. Het chemisch toilet in je caravan kan nog meer verstouwen. In ieder Grieks toilet word je daarom gewaarschuwd er vooral géén papier in te werpen. Het plaatje dat er vaak bij staat, laat niets aan de verbeelding over. Je ziet een hand die een velletje papier het toilet in smasht. En daar staat dan een dik rood kruis door. Ze willen het echt niet hebben! Er gaat nog net niet iemand met je mee om het te controleren.
Helaas is de macht der gewoonte vaak sterker dan die Griekse bedreiging. Zonder erg ligt het papier er alweer in. Ja, en ik ga het er ook niet uitvissen. Dus als Zakynthos deze zomer in het nieuws komt omdat het hele eiland kampt met dichtgeslibde rioleringen, dan weet je waar het van komt.

Ik ga op reis, niet om zogenaamd cultuur te snuiven, maar om uit te rusten. Ik werk, al zeg ik het zelf, het hele jaar best hard, dus kies ik graag voor rust, gemak en lekker eten. En omdat ik niet alleen reis, wordt het in ieder geval een paar dagen zon, zee, strand. Overdag lekker lui op een strandbedje en 's avond lekker fruitig uit eten en cocktails lurken. Prima vol te houden, voor een week.

Op zich heb ik een hekel aan het strand, of specifieker, het zand. Ik word er niet vrolijk van. Je bent er nog maar net, of alles zit al weer onder. Het lijkt wel of zand een levend wezen is en precies weet wie er het meest een hekel aan heeft. Die wordt namelijk als eerste besprongen. Hoe het kan, kan het, maar broekzakken en kuiten zitten al vol als ik nog maar net uit de bus ben gestapt. Vreselijk!

Het strand is een soort levend prentenboek van verval. Met slim gekozen kleding kan men veel verdoezelen, maar daar op het strand zie je de schokkende feiten.
Je ziet de jonge mannen en vrouwen, nog strak in het vel. En ja, ook ik zat ooit strak in mijn vel, al was ik me er toen niet zo van bewust. Maar nu, vele tientallen jaren later, heb ik een buik, een slappe extra onderkin, haar op plekken waar ik het niet hebben wil en een ruime cup A. Zelfs mijn knieën zijn volgens mij een stuk naar beneden gezakt.
Dat hele proces van verval zie je op het strand overal om je heen.
Bij ouders met jonge kinderen zie je al de eerste tekenen van afbraak. Ze hebben wallen onder hun ogen en van die melancholieke "als de kinderen het maar leuk hebben" blikken op hun gezicht.
Ouders met tieners willen nog weleens graag doen alsof ze nog goed met hun kroost mee kunnen komen, maar hun inmiddels ruim zittende vel en het besmuikt gapen verraad ze. Het bed is aantrekkelijker dan het café.
De ouders met uitwonende kinderen, lijken weer even op te leven. Ze gaan soms heftig sporten, maar hun lichamen herstellen zich nooit helemaal. Het buikje wordt wel wat minder, maar gaat nooit meer helemaal weg. De meeste mensen hebben simpelweg niet genoeg vrije tijd om iedere dag in de sportschool aan de gewichten te hangen.
En dan de grootouders met jonge kleinkinderen. Daar is geen redden meer aan. Ze zijn nog best kwiek en fief voor hun leeftijd - het kleinkind houdt hen jong - maar alles moet twee maten groter worden gekocht en als ze lopen houden ze hun buik in.
De grootouders met tiener kleinkinderen of twens, die interesseert het allemaal geen fluit meer. Alles hangt en drilt en ofschoon hun benen steviger zijn dan ooit, over het strand lopen blijkt een ware beproeving. Met hun buiken vooruit en het haar in de war, ploegen ze zich met zichtbare moeite door het mulle zand. Traag, trager, traagst.
Nee, zo'n bezoekje aan het strand is geen pretje. Je ziet in feite het hele leven van vergankelijkheid aan je voorbijtrekken aan de lijven van de strandgangers. En als je geen kinderen of kleinkinderen hebt, denk dan niet: "Daar kom ik effe goed weg!". Het ligt namelijk niet aan de kinderen of kleinkinderen. Nee, de leeftijd is in hoge mate bepalend voor het beeld dat je lijf laat zien. Mijn tip is dan ook: mijdt het strand zoveel mogelijk; je wordt er om meerdere redenen niet vrolijk van.

Bij Magik the Club kan je heerlijk cocktails nuttigen. De prijzen zijn niet meer vooroorlogs, zoals 5 jaar geleden, maar ze draaien er leuke muziek van alle leeftijden. Ja, er wordt goed gemixt, zowel door de DJ, als door de bartender. Mojito, Margarita, pornstar martini,tequila sunrise; het is allemaal heel goed binnen te houden, mits gebruikt met mate uiteraard. En dat laatste wordt, naarmate de avond vordert, steeds lastiger. Gelukkig zit Magik pal tegenover ons appartement. Twee keer struikelen en we zijn er. De sleutel in het slot prutsen is nog de grootste uitdaging. Jamas!

Groot was de teleurstelling toen we de tweede keer bij Magik the Club kwamen. Ik weet niet precies waarom er een DJ stond, want hij draaide precies dezelfde muziek in precies dezelfde volgorde als de keer ervoor. Ik vermoed dat het gewoon een vaste playlist is. Helaas waren de cocktails juist niet precies hetzelfde. In de mojito ontbrak de bruine rietsuiker en de Margarita was veel te sterk. Al na één drankje kon ik de weg naar het appartement niet meer vinden.

Maar de aanhouder wint, zeg ik alleen als er een reden toe is. Want de keren daarna was het weer parimas!

Over vakanties wordt zeer verschillend gedacht.
Voor mij is vakantie een aaneengesloten periode van tenminste 5 werkdagen vrij waarin ik niets moet. Juist daardoor is er van alles mogelijk. En thuis heb je ontegenzeglijk de meeste opties en de beste keuzes. Dus drie weken thuis is wat mij betreft een prima vakantie.
Voor de meeste mensen staat vakantie echter gelijk aan het maken van een reis. En hoe verder weg, hoe beter, lijkt het wel. Sommigen gaan zelfs zover weg, dat ze feitelijk alweer op de terugweg zijn.
Maar reizen, lieve mensen, is geen vakantie. Reizen is afzien en iedereen die anders beweert, dat de vakantie al begint zodra ze in de auto stappen, die liegt. Reizen is ruk, welk vervoermiddel je ook kiest. Regen en wind, files, wachten, andere perrons, gewijzigde vertrektijden, wisselende gates, nog meer wachten, luidruchtige, stinkende en chagrijnige medepassagiers, even wachten nog, een bus zonder airco, onvolledige reisinfo en geduld, want we moeten nog even wachten. In Vught heeft Taghi het nog beter.

Mijn reisgenote had een strandjurkje bij zich uit de vorige eeuw. Maar ze vond 'm zó leuk, dat ze er geen afstand van kon doen. Maar 4 jaar doelloos in de kast hangen had het kledingstuk geen goed gedaan. De gaten vielen er in. Het uit een scheepswrak opgedoken Texels Jurkje uit de Gouden Eeuw verkeerde in betere staat. Er moest dus een nieuwe komen en Argassi was de plek waar die gevonden moest worden. Dus ik mee. Wat moet je anders? Je hebt vakantie en dan doe je allemaal dingen die je thuis voor nog goud zou doen dus, hoppa, de stad in.
Nou, je begrijpt, het was een uitdaging. Of de print was niet goed, of de stof was niet goed, of de mouwtjes te lang, of het jurkje te kort en ze wilde geen spaghettibandjes (whatever that may be) en ze wilde er ook niet uitzien als Marian uit "B&B Vol Liefde", dus geen gehaakte toestanden en roesjes en kant. Ja, het luistert allemaal heel nauw bij een kledingstuk dat je bij aankomst op het strand gelijk weer uittrekt. Even leek het erop dat we niet zouden slagen, totdat we een winkeltje inliepen dat werd gerund door een kleine Indiër met een lange Chriet Titulaer-baard. Ik hoop dat deze omschrijving een beetje een beeld geeft, want ja, een bruine kabouter kan je natuurlijk niet meer zeggen.
Enfin, toen we even stilstonden bij een jurkje dat in de smaak leek te vallen, kwam hij aangerend.
"It's berry berry good quality, Yes. Beatifull!" zei hij meteen en ik zag aan het gezicht van Linda dat ze dacht: "Ga toch weg man! Laat me met rust!"
"Here, help the lady," zei hij en drukte mij een stok met een haak in de handen om jurkjes van de bovenste plank af te halen. Maar zelfs met mijn schamele 1,78 meter kon ik er zonder stok prima bij.
Linda pakte nog een ander jurkje.
"I have these also in blue, greenish and red, you see." En hij hield de jurkjes in de drie kleuren voor haar neus.
"Ik vind deze wel leuk," zei Linda tegen mij. En het was ook inderdaad een leuk jurkje.
"Es ist sehr schön dieses kleid ja! Und billig," zei hij ineens in het Duits, want ja, hij had ons Nederlands horen praten. Het jurkje was, waarschijnlijk geheel volgens het Black Friday-principe, volgens hem afgeprijsd van €25,95 naar slechts €13,95. Het was natuurlijk in een ver Aziatisch land door vaardige kinderhandjes in elkaar gezet, anders kon het nooit uit voor die prijs.
Linda twijfelde nog. Ze kon niet kiezen welke kleur of print ze zou nemen. Er waren er twee die ze echt leuk vond.
"I'll make you berry good price. 22 euro for both dresses, special for you yes?"
"Nou, voor het geld hoef je het niet te laten," adviseerde ik.
"Berry good choice, both are good quality for a berry good price. Women always takes two," zei de kleine verkoper.

Linda nam ze inderdaad alle twee en nooit eerder heb je een verkoper zo blij gezien. Tijdens het opvouwen, inpakken en afrekenen vertelde hij honderd uit. Dat het seizoen ten einde liep, maar in oktober nog een paar rijke mensen kwamen, maar dan was het wel klaar en ging de winkel dicht en dat hij dan naar Duitsland of Scandinavië ging om nog wat extra geld te verdienen, want zijn vrouw wilde niet werken en hij had eerder wel olijven geplukt, maar daar was hij een keer lelijk bij ten val gekomen en had zijn rug gebroken gehad, maar nu had hij alleen nog last van zijn knie en van zijn schouder, dus kon hij moeilijk de bonnetjes uit de kassa afscheuren, zo demonstreerde hij, en hij verkocht ook leuke koelkastmagneten voor jezelf of voor je vrienden thuis, ach wat, hij deed er gratis één bij voor ons, omdat we zo aardig waren en uit Holland kwamen, goedenavond!
"And tell your friends you bought it here," riep hij ons na en zwaaide alsof ie vrienden uitwuifde. Dus bij deze.

We zeggen weleens wat van vakantievierende Engelsen, maar eerlijk, Italianen kunnen er ook wat van! Die zijn niet alleen luidruchtig, maar ook druk druk druk. Het lijkt wel of ze voortdurend ruzie met elkaar hebben. En ze zijn nog gierig ook. Nemen op het strand twee bedjes voor 10 personen. En is er een vrije vierkante meter in de buurt, moet er gevoetbald worden. En daarbij wordt de eigen balvaardigheid telkens weer schromelijk overschat, waardoor de uit koers geraakte bal menig nietsvermoedende zonaanbidder een rolberoerte bezorgd.
Italianen zijn echter niet gierig als het op eten aankomt. Daar geven ze per dag gerust een weeksalaris aan uit. Er wordt niet gevraagd wat je hebben wil, nee, de patriarch (toch vaak een vrouw) bestelt gewoon van alles wat en dat eten ze dan, met z'n tienen zittend op de twee gehuurde bedjes, samen op. Niet met stille toewijding, maar wederom met veel drama en wilde gebaren. Tja, en dan voel ik toch ineens weer enige verwantschap.

Hoe langer de vakantie duurde, hoe moeier dat ik werd. Dankzij gunstige vliegtijden waren we 's middags uitgerust in Zakynthos aangekomen en het werd meteen feest tot diep in de nacht. Maar na drie nachten slecht slapen, trok ik dat gewoon niet meer.  Ik zat gapend en knikkebollend aan het dessert. Dat het een dubbele espresso was, mocht niet baten. Half elf wilde ik al naar bed. Ik was moe. En ik deed de hele dag niks! Dat bewijst maar weer eens, dat niks doen, tot niks leidt. Laat dat een waarschuwing zijn voor iedereen die een carrière als beroepswerkeloze overweegt.

Niet in mijn eigen bed slapen en niet in mijn eigen douche douchen zijn voor mij toch wel zaken die de vakantievreugde dempen. Liggend op bed voel je de binnenvering in je rug prikken en als je een beetje wild omdraait, ligt je partner naast het bed op de grond. De douche is krap en als je bukt heb je meteen het douchegordijn in je naad hangen. Ja, zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. Eigen haard, is goud waard. Oost, west, thuis best. En dat geldt ook voor noord en zuid. Wanneer lukt het nou toch eindelijk eens om mensen te teleporteren? Zoals in Star Trek. Het ene moment zit je aan een biertje op de Markt in Huissen en, biezzzzzz, je staat op het Sint Pieterplein in Rome. En als je genoeg hebt gezien, keer je, biezzzzzz, terug naar je eigen huis en slaap je gewoon lekker in je eigen bed. Lijkt me ook beter voor het milieu dan al dat heen en weer gevlieg.
Oh, als dat toch eens kon, dan zou ik de wereld wel met eigen ogen willen zien. Nooit meer hoeven reizen, maar je gewoon door Scotty laten up beamen.

We waren nog maar net gearriveerd of het ging al mis. Het appartement was prima. De frisse kleurtjes op de wanden en een donkerbruin schot achter de bedden gaven het geheel een moderne uitstraling, tenminste als we nog in jaren '70 van de vorige eeuw hadden geleefd.
Maar het was, geheel tegen de verwachting in, wel erg schoon, zoals zou blijken.
Nou goed, we waren dus gearriveerd en gingen wat boodschappen doen; vooral veel water en wat brood en eieren om te bakken voor het ontbijt. En spek natuurlijk. En melk. En sinaasappelsap. En koffie en thee. En wat te snaaien. En bier. En rosé. Kortom, een koelkast vol. En tzatzikikruiden op bestelling vanuit Holland. Met drie volle plastic tassen en een pak met 6 grote flessen water kwamen we "thuis". Dus ik zet de tassen op het aanrecht en nog geen seconde later schuift een van de tassen van het aanrecht af. Ik zie 'm gaan, maar kon er niks meer aan doen. Al tijdens de val zag ik het. De eieren! En flats, daar stortte het geheel op de plavuizen. Het plastic treetje flipte open en eiwit en eigeel liep over de vloer.
Ik herhaalde het drieletterige woord dat duidt op het vrouwelijke geslachtsorgaan meerdere malen met kracht. De rommel lag mooi verdeeld over de keukenvloer.
Met wc-papier en zuchtend heb ik alles opgeveegd. Wonderbaarlijk genoeg, waren er slechts twee eieren gebroken. De rest deed het nog gewoon. En nog een wonder, het wc-papier bleef wit. Ja, het werd geel van het eigeel, maar het werd niet zwart. De vloer bleek kraakhelder schoon. Jammer dus dat we onze eitjes erop stuk hadden geslagen.

Die eerste avond, na een hapje en een drankje, en nog een drankje en ach doe er nog maar één, en nog ééntje dan, kwamen we "thuis". En daar stootte ik mijn blote scheenbeen tot bloedens toe ongenadig hard tegen de hardhouten punt van het lage bed. Dus hup, weer wc-papier gepakt, want met zo'n bloederig been kruip je niet tussen de witte lakens. Maar, hoe zorg je ervoor dat het papier een beetje op de plek blijft zitten? We hadden onze verbandkist niet meegenomen. Maar Linda neemt altijd een eindje touw mee om eventueel te spannen om handdoeken te drogen te hangen. Dus het been in wc-papier gewikkeld, een rol touw eromheen gedraaid en dichtgeknoopt en in bed gekropen. Er zijn door mijn liefhebbende echtgenote beelden van gemaakt voor het nageslacht.
De andere dag zat, ondanks mijn draaikonterij, alles nog keurig op zijn plek. Toen ik het er voorzichtig af had gehaald, moesten we beiden lachen. De bloedende wond was in één nacht geslonken tot een klein korstje. Weer een wonder!

Als moderne reizigers besloten wij geen milieuvervuilende auto te huren - we hadden immers ook al gevlogen - maar gebruik te maken van het openbaar vervoer op Zakynthos. Dus zaten wij keurig op tijd bij het bushokje op de bus naar Zakynthos te wachten. Let op: de tweede Zakynthos is de hoofdstad van Zakynthos. Ook wel Zante City genoemd of kortweg Zante. Beetje verwarrend, maar dat zijn Utrecht en Groningen ook, dus niet zeuren nou.
Het was die nacht nauwelijks afgekoeld en om 10 over half 11 in de ochtend was het al ruim 30 graden. Maar wij zaten in de schaduw in het bushokje. Te wachten. Te wachten op de bus die rond 10 voor 11 zou voorrijden. En we waren niet alleen, er zaten er meer.
Zante City ligt zo'n 3 kilometer verderop. Er gaat één lange rechte weg naartoe. Nou niet recht, het is een kronkelweg, maar ik bedoel dat er verder geen afsplitsingen zijn. Met de bus is het een ritje van 10 minuten. Niet te missen.
Om 11 uur werden we wat onrustig. Er was nog geen bus te bekennen. Op zich niet zo verwonderlijk. In Griekenland zijn bustijden slechts een indicatie van het tijdstip waarop er een bus aanwezig zou kunnen zijn. Net als verkeersregels trouwens. Dat zijn geen wetten, dat zijn slechts suggesties. Maar goed, 10 over 11 was er nóg geen bus. De Engelse familie die naast ons zat, stond op en maakte aanstalten om te gaan. In onvervalst Engels zei ik tegen de mevrouw dat de bus waarschijnlijk niet zou komen, maar dat de volgende om 11:45 uur gepland stond. Zij vertelde ons toen dat ze vandaag waarschijnlijk een alternatief schema hanteerden in verband met een of ander feest. Hoe laat de bus vandaag zou komen, witsen ze niet, maar waarschijnlijk pas laat in middag. En daar gingen ze, de Engelsen.
Linda en ik keken elkaar aan. Gaan we terug of gaan we die 3 kilometer te voet afleggen. Met een half uurtje zouden we dan toch ook in Zante zijn. Dus, zo gezegd, zo gedaan.
Nu moet je weten dat de weg naar Zante een smalle, doch drukke doorgaande weg is waar geen voetpad langs loopt. Bovendien scheen de hele weg de zon precies op onze rug en er stond geen zuchtje wind. Gekkenwerk!
Met gevaar voor eigen leven hebben we de route afgelegd, in een alles verzengende hitte van inmiddels 38 graden Celsius, bij een luchtvochtigheid van 83%. Het beklimmen van de Himalaya is daarbij vergeleken een wandeling in het park.
Een kleine 40 minuten later ploften we in Zante neer bij een cafeetje dat op de hoek van de haven zat. Daar in dat kleine cafe aan de haven was schaduw en er waaide een heerlijk verkoelende wind. Daar wel. We bestelden een cola die nog nooit zo lekker gesmaakt heeft. En toen we weer langzaam bijkwamen en tot spreken in staat waren, begonnen de klokken van een tegenovergelegen kerkje met een immens kabaal een kwartier lang te luiden. We hebben gezwegen. Maar we waren in Zante!
Ja, we waren in Zante. Maar we moesten ook nog terug. Dus na wat rondwandelen en pannenkoeken te hebben gegeten - naar de Chinees wil ze niet, maar pannenkoeken in Griekenland in natuurlijk heel normaal, omdat ze crêpes heten; ik had trouwens een pannenkoek calzone, een dubbelgevouwen pannenkoek gevuld met spek, kaas, friet én mayonaise, en ja, je leest het goed - gingen we op zoek naar het nieuwe busstation. Google Maps zou ons er binnen 5 minuten naar toe dirigeren. Maar we liepen natuurlijk toch nog verkeerd waardoor we als prettige bijvangst ook nog de traditionele kleine huisjes van Zante zagen. Het meest opvallende daaraan was het ontbreken van ramen en de kleine smalle deuren waar je met goed fatsoen nog geen campingvaatwasser door naar binnen krijgt.
Maar uiteindelijk bereikten we het mooie nieuwe busstation waar geen enkele klok gelijk liep. Wat dat betreft zijn Grieken net Amerikanen. Ze bouwen wel iets, maar onderhouden het niet. Zo jammer. Kijk maar naar die Acropolis in Athene; één grote bouwval!
Bus nummer 35 zou ons over een half uur naar Argassi brengen. Dat vonden we prima. Als we een uur hadden moeten wachten, waren we met een taxi gegaan, hadden we afgesproken. Maar met een half uurtje wachten en 10 minuten rijden, zo concludeerden we, waren we net zo snel terug als lopend heen. Prima!
En jawel hoor, bus 35 kwam keurig op tijd aan. Maar nooit gaat reizen zonder problemen, dat zei ik toch?
Argassi? Argassi? Nee, volgens de chauffeur ging deze bus niet naar Argassi. Deze bus ging naar Laganas, Sodom en Gomorra. Maar wij wilden niet naar Sodom en Gomorra en bij de informatie hadden wij te horen gekregen dat bus 35 toch echt naar Argassi ging. Hij, de chauffeur stiefelde naar binnen. Even later kwam hij chagrijnig terug. Wij hadden gelijk. Hij ging ook naar Argassi. Zondagsrooster. Dus wij stapten in, en met dat hij wegreed, wisten we het. Hij zou Argassi als laatste aandoen. En inderdaad, na vijf kwartier schudden en draaien konden we eindelijk uitstappen. Wel pal voor ons hotel. Dat dan weer wel. Maar goed, voor slechts €1,60 p.p. hadden we wel het hele eiland gezien. Bij mij is het glas altijd halfvol. Dus.

Het valt je misschien op  dat:
1) Ik vertel het verhaal niet chronologisch, maar non-lineair. Dit naar voorbeeld van de veelgeprezen films van Chris Nolan. Gewoon artistiek, fijn alles door elkaar. Of anders gezegd: zoek 't maar uit.
2) Het lijkt er misschien op, dat ik een vreselijke vakantie heb gehad, maar niets is minder waar. Het was heerlijk! Voor een verhaal pak ik echter graag kleine, onbeduidende dingetjes en die leg ik onder een electronenmicroscoop. Wat ik dan zie, dik ik dan nog eens flink aan en schrijf het op. Vandaar.

Om al de toeristen te voeden, zijn er bijzonder veel ταβέρνες op het eiland met namen als Zorba's, Dionysisch, Apollo, Filistinos, Tebepna Socrates, Matilda's Kitchen, Gyropolis. Allen beweren de "traditional Greek cuisine" te serveren. De kaart is dan ook eigenlijk overal hetzelfde. Natuurlijk is er het heerlijke Griekse eten, maar ook zijn er altijd gerechten uit de Italiaanse, Franse en Engelse keuken te krijgen, zoals Pizza Hawaï, Varkenshaas met Champignonsaus en Curry Chicken. Frikandellen, kroketten of bamischijven zijn echter nergens te vinden. De Hollandse keuken is hier blijkbaar niet zo populair. Wel een beetje jammer.
In Zante City vond ik trouwens wel een goed aangeschreven Chinees, maar daar wilde Linda ABSOLUUT NIET heen om te eten. Ook weer jammer.

Vorig jaar in Duitsland was het lang niet overal mogelijk om "mit Karte oder Handy" te betalen. Liever had men "Bargeld". Maar in Griekenland zijn ze wat dat betreft wel met de tijd meegegaan. Overal kan je je mobiel tegen het pinapparaat houden en, ka-ching, je hebt betaald. En zo geef je ongemerkt tientallen euro's uit.

Het leven in Zakynthos is eigenlijk heel gemoedelijk. In het plaatsje Argassi, waar wij verbleven, zie je dan ook nooit politie. Restaurants en bars kunnen vaak ook helemaal niet worden afgesloten. Ze trekken een zeiltje naar beneden en dat is het dan. En dat gaat allemaal goed. Alles blijft gewoon staan. Maar er is op Zakynthos ook een plaats vol geweld en verderf. Het Sodom en Gomorra van Zakynthos: Laganas! Laganas zit stampvol Engelsen. Er zijn nachtclubs en goktenten. Als de dames uitgaan, en dan doen ze iedere avond tot diep in de nacht, ziet de een er nog hoeriger uit dan de ander. En bij de mannen is de een nog kleurrijker getatoeëerd dan de ander. En allemaal zijn ze even lelijk. Om 21:00 uur zijn de meesten al stomdronken en om 23:00 uur liggen ze kotsend op de hoeken van straten. De andere dag worden er in alle vroegte op het strand karig gevulde condooms geoogst. Dáár, in Laganas, is wel politie. Dus als je er van houdt, be my guest, maar voor ieder ander zou mijn advies zijn, Laganas te mijden als de pest!
Twee kilometer verderop, merk je daar echter al helemaal niets meer van. Het kleine havenstadje Agios Sostis is vergeleken met Laganas een soort rustoord. Maar het loont wel de moeite om een keer die 2 kilometer naar Laganas te wandelen om het geheel met eigen ogen te aanschouwen.

Terwijl de bosbranden en de hitte in Zuid-Europa ons in het noorden zorgen baart en de discussie over hoe het nu moet met die klimaatmaatregelen ook oplaait, lijkt het hier in Griekenland zelf, waar de bosbranden daadwerkelijk woeden, helemaal geen aanleiding voor discussie. Het is hier wel vaker heet, zeggen ze. Stinkende, oude vrachtauto's met mineraalwater of andere goederen rijden af en aan. Niemand is daar met het klimaat bezig. Ik zag zelfs een benzinepomp met de verbloemende naam EKO. De prijs van benzine is er overigens hetzelfde als bij ons.

De zee. Wat is de zee toch heerlie de  peerlie. De rust die ervan uitgaat is ronduit overweldigend. Tenminste, als je de andere strandgangers uitschakelt, virtueel dan. En dan is er altijd dat eeuwige ruisen der golven. Wat een kabaal is dat zeg! En het houdt maar niet op, het gaat maar door en door en door. Het activeert ook meteen de piep in mijn oren. Gelukkig zijn er altijd wel een paar krijsende kinderen, die dat dan weer overstemmen. En als je dan over dat smerige, bloedhete zand en de stekelige keien de zee hebt bereikt, blijkt het water toch kouder dan verwacht. En zout! De zee is zout. Een spetje in je oog en je hele bol schrijnt weg. Een slokje zeewater in je keel en je staat kokhalzend te watertrappelen. De zee, waar vissen pissen en orka's schijten, waar lichamen van verdronken zeelieden in liggen te rotten en haaien mensen verscheuren. Ja, daar word je weer helemaal zen van: je chakra's liggen weer op een rijtje en je zonnevlecht hangt in het lood.

Vergeleken met andere delen van Zuid-Europa kwamen wij er met een schamele 38°C maar bekaaid vanaf. Maar liggend in de schaduw in de nabijheid van plonswater, met een mild briesje van zee en met personeel dat je drankjes en eten brengt, is het, hoewel enigszins decadent, wel aardig vol te houden.
Over decadent gesproken. We waren een dagje in Zante en daar liggen me toch een paar schuiten in de haven, giga. Er lag er één van wel 60 meter, met minimaal 10 man personeel. Maar ja, dan zit je op het achterdek te lunchen, tussen de jachten waar ook mensen op de achterplecht lunchen, te kijk voor de hele voorbijlopende wereld, alsof je pal voor je tent op de camping zit. Een bootje is leuk , maar alleen als je ermee naar een rustig plekkie vaart om daar in alle rust te vertoeven, maar deze luxe laat ik graag aan mij voorbij gaan.

Overigens waren we in Sodom en Gomorra nog wel getuige van een zeldzaam fenomeen, namelijk De Wraak van God. Toen de bus bij het strand keerde stak er ineens en totaal onverwacht een keiharde wind op. Het zand draaide in een kolom omhoog en werd met grote kracht tegen de ramen van de bus geblazen. Parasols vlogen de lucht in en mensen werden gezandstraald, kinderen liepen huilend door een wolk van zand op zoek naar hun moeder, tafeltjes waaiden om en er brak een soort van paniek uit. Het strandpersoneel probeerde uit alle macht te redden wat er te redden viel. En mensen zochten beschutting in portieken. Het zand waaide als de regen van een stortbui over de straten. En zo plotseling als het kwam, zo plotseling was het ook voorbij. Tafeltjes werden rechtop gezet, parasols terug in de houders geplaatst en kinderen werden door moeders opgetild en getroost. De chauffeur schakelde en gaf gas. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Bizar.

De terugreis naar huis verliep voorspoedig. We waren al vroeg op het vliegveld en de vlucht had ook wat vertraging. 3 uur wachten op een Grieks vliegveld duurt dan toch langer dan in Nederland. Op Schiphol bijvoorbeeld is altijd van alles te zien en te doen. Daar vliegt de tijd. Maar op dit vliegveld kon je koffie kopen en plassen. Beiden heb ik gedaan. De koffie was niet te zuipen en met plassen stond ik bij een verkeerde urinoir. Ik zag nog net op tijd een klein briefje met de tekst "temporarily out of order". Moest ik met het hele zaakje al uit de broek drie urinoirs opschuiven. En na het handen wassen bleek ook de handendroger defect. Ah, daarom lag er een stapeltje papiertjes. Alleen was er geen bak om de papiertjes na gebruik in te werpen. Dus lag de wasbak vol met papier. Tja, ook dat is Griekenland.

Groetjes, Salvatore

28 mei 2023

Cor, de visboer

In mijn jeugd was er iedere zaterdag overal in de stad markt. Of “mert” zoals het bij ons werd genoemd. Overal, behalve in Zuid, waar ik woonde. In Zuid was de mert al op woensdag.
Zuid lag (en ligt nog steeds, logisch) aan de zuidkant van de rivier en hoorde er toen nog eigenlijk niet echt bij. Met een mert op woensdag werd dat nog maar eens benadrukt. Ondertussen is Zuid net zo groot als Noord en telt het als stadsdeel, met een eigen voetbalstadion, een groot overdekt winkelcentrum met een bibliotheek en een gemeenteloket, eigen voetbalclubs, een overdekt zwembad en sportcentrum en zelfs een treinstation, volwaardig mee, maar de mert (die tegenwoordig gewoon “markt” heet) is er nog steeds op woensdag.

De grootste mert op zaterdag was de markt op het Kerkplein. Sinds een paar jaar is die markt verplaatst naar “De Markt”, waar vóór de tweede Wereldoorlog de mert ook altijd werd gehouden, maar in mijn tijd, toen ik kind was, werd de mert gehouden op het nu volgebouwde Kerkplein van De Grote Kerk. En daar, op die mert, hadden alle standhouders decennia lang hun eigen vaste plek. Zo wist iedereen precies waar de bloemen stonden, de kraampjes met gereedschappen, kleding, horlogemakers, poeliers, kaasboeren, groenten en fruit, zaadhandelaren, snoepgoed, noten, kramen met prullaria en natuurlijk meerdere visboeren en twee patatboeren. Er was echter 1 visboer die niet bij de andere visboeren stond. Deze visboer stond aan het eind van een rij groenteboeren tegenover op de andere hoek de patatboer met de lekkerste patat ooit. Er stond daar op die hoek, pal onder De Grote Kerk, altijd wind. Ook al was het in heel het land windstil, daar waaide het. Maar ondanks de wind was het er altijd druk, want daar vond je niet alleen de lekkerste patat, maar ook Cor, de visboer.

Cor, de visboer, was klein en stevig gebouwd, om niet te zeggen propperig. We spraken ook niet van Cor, maar van Currie. Cur was namelijk een vrouw, die toen, achteraf geschat, zo’n jaar of 45 moet zijn geweest en ze stond alleen in haar kraam te bakken. Haar schort was altijd vettig en zat vol vlekken. Bij Cur had je geen ruime keus. Een lekkerbekje, een scholletje, gerookte makreel, haring, gefrituurde sprot en dat was het wel zo'n beetje. Geen rode poon of zalm, zelfs geen kibbeling. En toch was het er altijd druk. Dat kwam, naar mijn mening, vooral omdat ze op een gezellige manier uiterst klantonvriendelijk was. Als je bijvoorbeeld een scholletje bestelde, kon je ongetwijfeld een sarcastische opmerking verwachten.
“Zo, één hele schol. Heb je de loterij gewonnen?”
En bestelde je 10 gebakken scholletjes, dan was de kans groot dat ze je toewierp:
“Heb jij vrienden of zo?”
Alle wachtenden, inclusief de besteller, kregen er een lach van op hun gezicht. Zo was Cur. Bovendien was de vis goed en goed gebakken en niet duur. Dus ja, je haalde een frietje bij de kraam tegenover en het visje bij “Currie”.

Eigenijk was Cor haar tijd ver vooruit. Ze was een alleenstaande vrouw, die zelf de kost verdiende. Ze wilde ook geen visboerin heten. Dat woord deugde volgens haar niet. Zij was een visboer, niet meer en niet minder, en zo werd ze dan ook genoemd, Cor, de visboer.
In tegenstelling tot wat je misschien verwacht, woonde Cor midden in de stad. Op een bovenwoning. Cor was een echte stadse. Ze huurde een garagebox onder haar woning en daar liet ze haar vis bezorgen en bakte ze van donderdag tot en met vrijdag in het voren. Ze maakte er de haring schoon en sneed er de uitjes. En als je haar kende - maar wie kende haar niet - dan kon je daar in die garagebox ook al een visje kopen. Aan huis dus feitelijk. En dat gebeurde ook heel veel. En er was niemand in de hele buurt die klaagde over de frituur- en vislucht. Ze moest immers toch, net als iedereen, voor haar eigen kostje zorgen. “Zaterdag, da’s de enige dag da'k werk,” zei ze zelf, “en daar kan ik goed van komen.”

Het verhaal ging dat Cor van de verkeerde kant was. Lesbisch. Maar dat weerhield niemand ervan om bij haar de vis te kopen.
Toch deed er ook een roddel over haar de ronde. Er werd gefluisterd dat Cor na de markt, met haar verdiende geld, iedere zondag naar Amsterdam ging om “aan haar trekken te komen”. Ik had als kind geen idee wat daarmee werd bedoeld. En als ik er naar vroeg kreeg ik als antwoord: “Dat snap je wel als je groot bent.” Omdat Cor weleens sigaren rookte, stelde ik me voor dat ze naar Amsterdam ging om eens flink te roken. Flink trekjes nemen van veel sigaren om zo “aan haar trekken te komen”. Maar hoe vaak de roddel ook werd verteld, het had geen negatieve invloed op de verkoop. “Mensen zeggen zoveel,” werd er vaak gezegd, "Bovendien, ze mot doen wat ze niet laten ken. Iedereen heb wel wat.”

Cor is ondertussen alweer ruim 20 jaar niet meer onder ons. Ze ging heen, in haar slaap, gewoon in haar bovenwoning. Hoe oud ze precies was, wist niemand, maar ze ontving al een flink aantal jaren AOW, werd gezegd, al bakte ze voor de vaste klanten nog wel regelmatig een visje. Op de markt stond ze niet meer. Je moest de vis bij haar thuis ophalen.

De hele buurt liep uit toen ze werd begraven. Het stond zelfs met een foto van haar in de krant. “Cor, de visboer, begraven." Het artikel eindigde met: "Nooit meer zal er de geur van vers gebakken vis door de straten dwalen."
Maar of het de geur was die werd gemist, waag ik te betwijfelen. Mensen als Cor, die worden wel gemist. Zoals zij zijn er maar weinig meer. Mensen die zichzelf zijn en er nog om worden geaccepteerd ook. Nee, zo tolerant zijn we niet meer, vrees ik. 

Salvatore Cocco